afgrendelen

Définition, traduction, prononciation, anagramme et synonyme sur le dictionnaire libre Wiktionnaire.

Néerlandais[modifier le wikicode]

Étymologie[modifier le wikicode]

Dérivé par préfixation de grendelen.

Verbe [modifier le wikicode]

Présent Prétérit
ik grendel af grendelde af
jij grendelt af
hij, zij, het grendelt af
wij grendelen af grendelden af
jullie grendelen af
zij grendelen af
u grendelt af grendelde af
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben afgrendelend afgegrendeld

afgrendelen \Prononciation ?\ transitif

  1. Verrouiller.
  2. Mettre sous les verrous, enfermer.
  3. (Militaire) Cerner, encercler.
    • (Sens figuré) Een probleem afgrendelen.
      Cerner, circonscrire un problème.

Synonymes[modifier le wikicode]

Taux de reconnaissance[modifier le wikicode]

En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 92,5 % des Flamands,
  • 89,7 % des Néerlandais.

Prononciation[modifier le wikicode]

Prononciation manquante. (Ajouter)

Références[modifier le wikicode]

  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]