gebroken
Néerlandais[modifier le wikicode]
Étymologie[modifier le wikicode]
- Participe passé de breken.
Adjectif [modifier le wikicode]
gebroken \ɣǝ.bɾo.kǝⁿ\
- cassé -Cassé, brisé, rompu.
- een gebroken rug hebben
- avoir le dos en capilotade
- (Sens figuré) gebroken Frans
- petit-nègre
- een gebroken rug hebben
Prononciation[modifier le wikicode]
- (Région à préciser) : écouter « gebroken [ɣǝ.bɾo.kǝⁿ] »