inmaken

Néerlandais

Étymologie

Dérivé par préfixation de maken.

Verbe

	Présent	Prétérit
ik	maak in	maakte in
jij	maakt in
hij, zij, het	maakt in
wij	maken in	maakten in
jullie	maken in
zij	maken in
u	maakt in	maakte in
Auxiliaire	Participe présent	Participe passé
hebben	maken ind	ingemaakt

inmaken \Prononciation ?\ transitif

1. Mettre en conserve, saler, confire.
2. (Sens figuré), Modèle:sport Battre à plate couture.

Synonymes

mettre en conserve

• inblikken
• in het zout leggen
• inleggen
• konfijten
• marineren
• pekelen
• wecken
• zouten

battre à plate couture

• in de pan hakken

Taux de reconnaissance

En 2013, ce mot était reconnu par :

• 97,7 % des Flamands,
• 98,6 % des Néerlandais.

Prononciation

→ Prononciation manquante. (Ajouter)

• (Région à préciser) : écouter « inmaken [Prononciation ?] »