passeren
Néerlandais[modifier le wikicode]
Étymologie[modifier le wikicode]
- Étymologie manquante ou incomplète. Si vous la connaissez, vous pouvez l’ajouter en cliquant ici.
Verbe [modifier le wikicode]
passeren \Prononciation ?\ intransitif ou transitif
- Passer.
- wat passeert daar een knappe meid!
- quelle belle fille passe là !
- wat passeert daar een knappe meid!
- (Transitif) Passer, traverser.
- (Transitif) Croiser.
- op weg naar huis passeerden wij drie vrachtwagens
- en rentrant à la maison, nous avons croisé trois camions
- op weg naar huis passeerden wij drie vrachtwagens
- (Transitif) Dépasser.
- deze motorrijder heeft ons gevaarlijk gepasseerd
- ce motocycliste nous a dépassés dangereusement
- deze motorrijder heeft ons gevaarlijk gepasseerd
- Passer, méconnaître, sauter (ne pas tenir compte de).
- hij voelt zich gepasseerd
- il se sent laissé de côté
- hij voelt zich gepasseerd
- (Droit) Passer.
- een akte passeren
- passer un acte
- een akte passeren
Synonymes[modifier le wikicode]
- sens intransitif
- passer
- croiser
- dépasser
- ne pas tenir compte de
- sens juridique
Taux de reconnaissance[modifier le wikicode]
- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 98,3 % des Flamands,
- 99,0 % des Néerlandais.
Prononciation[modifier le wikicode]
- Pays-Bas (partie continentale) (Wijchen) : écouter « passeren [Prononciation ?] »
Références[modifier le wikicode]
- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]