inhalen

Définition, traduction, prononciation, anagramme et synonyme sur le dictionnaire libre Wiktionnaire.

Néerlandais[modifier le wikicode]

Étymologie[modifier le wikicode]

 Composé de in et de halen.

Verbe [modifier le wikicode]

inhalen \Prononciation ?\ transitif

Présent Prétérit
ik haal in haalde in
jij haalt in
hij, zij, het haalt in
wij halen in haalden in
jullie halen in
zij halen in
u haalt in haalde in
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben halen ind ingehaald
  1. Rentrer.
    • De oogst inhalen.
      Rentrer la récolte.
  2. Accueillir.
    • Iemand feestelijk inhalen.
      Aller solennellement au devant de quelqu’un.
  3. Rattraper, doubler, dépasser.
    • Die snelle auto haalt iedereen in.
      Cette voiture rapide double tout le monde.
    • Inhalen verboden.
      Dépassement interdit.

Synonymes[modifier le wikicode]

Taux de reconnaissance[modifier le wikicode]

En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 99,5 % des Flamands,
  • 99,7 % des Néerlandais.

Prononciation[modifier le wikicode]

Références[modifier le wikicode]

  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]