zelfstandig naamwoord

Définition, traduction, prononciation, anagramme et synonyme sur le dictionnaire libre Wiktionnaire.

Néerlandais[modifier le wikicode]

Étymologie[modifier le wikicode]

 Composé de zelfstandig et de naamwoord.

Locution nominale [modifier le wikicode]

Nombre Singulier Pluriel
Nom zelfstandig naamwoord zelfstandig naamwoorden
Diminutif zelfstandig naamwoordje zelfstandig naamwoordjes

zelfstandig naamwoord \ˈzɛlf.stan.dəχ ˈnaːm.woːrt\ neutre

  1. (Grammaire) Substantif, nom commun.
    • Het veel voorkomende verschijnsel dat een werkwoord wordt verdeeld over een betekenisdragend zelfstandig naamwoord of voorzetselbepaling plus een handeling-aagevend werkwoord resulteert in onze opgaven ook niet in twee lemma’s, maar in één, dat beide vormen geeft. — (Lieneke Frerichs, Enno Endt, Bargoens Woordenboek : kleine woordenschat van de volkstaal, Uitgeverij de Bezige Bij B.V., 2011, 193 pages, ISBN 9789060050958, page ii)
      La traduction en français de l’exemple manque. (Ajouter)

Synonymes[modifier le wikicode]

Prononciation[modifier le wikicode]

  • (Région à préciser) : écouter « zelfstandig naamwoord [Prononciation ?] »