aandrijven
Apparence
Étymologie
Verbe 1
Présent | Prétérit | |
---|---|---|
ik | drijf aan | dreef aan |
jij | drijft aan | |
hij, zij, het | drijft aan | |
wij | drijven aan | dreven aan |
jullie | drijven aan | |
zij | drijven aan | |
u | drijft aan | dreef aan |
Auxiliaire | Participe présent | Participe passé |
hebben | drijven aand | aangedreven |
aandrijven \Prononciation ?\ transitif
- Actionner.
- Door een elektromotor aandrijven.
- Actionner par un moteur électrique.
- Door een elektromotor aandrijven.
- Amener à, faire avancer, pourchasser, poursuivre, pousser.
- Een spijker aandrijven.
- Chasser un clou.
- Een moer aandrijven. : Serrer un écrou.
- Een spijker aandrijven.
Synonymes
Verbe 2
aandrijven \Prononciation ?\ intransitif (ergatif)
Synonymes
Taux de reconnaissance
- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 98,8 % des Flamands,
- 98,7 % des Néerlandais.
Prononciation
→ Prononciation manquante. (Ajouter)
- Pays-Bas : écouter « aandrijven [Prononciation ?] »
Références
- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]