informeren

Définition, traduction, prononciation, anagramme et synonyme sur le dictionnaire libre Wiktionnaire.

Néerlandais[modifier le wikicode]

Étymologie[modifier le wikicode]

Du français informer.

Verbe [modifier le wikicode]

informeren transitif ou intransitif

Présent Prétérit
ik informeer informeerde
jij informeert
hij, zij, het informeert
wij informeren informeerden
jullie informeren
zij informeren
u informeert informeerde
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben informerend geïnformeerd
  1. Informer, renseigner, apprendre à, (Informel) tuyauter, rancarder.
    • (Commerce) In het vertrouwen u voldoende geïnformeerd te hebben, verblijven wij met vriendelijke groeten.
      Voulant croire vous avoir fourni une information suffisante, nous vous prions d’agréer nos sincères salutations.
  2. (Intransitif) S’informer.
    • informeer er eens naar.
      informe-toi un peu là-dessus
    • ik informeerde bij het station wanneer de trein naar Parijs vertrok.
      je me suis renseigné à la gare de l’heure du départ du train pour Paris.
    • zij heeft zich daarover terdege geïnformeerd.
      elle s’est sérieusement renseignée à ce sujet.

Synonymes[modifier le wikicode]

sens transitif
sens intransitif

Taux de reconnaissance[modifier le wikicode]

En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 99,1 % des Flamands,
  • 99,1 % des Néerlandais.

Prononciation[modifier le wikicode]

Références[modifier le wikicode]

  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]