verschijnen

Néerlandais

Étymologie

Dérivé par préfixation de schijnen.

Verbe

	Présent	Prétérit
ik	verschijn	verscheen
jij	verschijnt
hij, zij, het	verschijnt
wij	verschijnen	verschenen
jullie	verschijnen
zij	verschijnen
u	verschijnt	verscheen
Auxiliaire	Participe présent	Participe passé
zijn	verschijnend	verschenen

verschijnen \vər.ˈsχɛɪ̭.nə(n)\ intransitif (ergatif)

1. Apparaître, paraître, se montrer.
2. Surgir, se présenter, faire son apparition.
3. Modèle:édition Paraître, sortir.
4. Modèle:droit Comparaître.
   • Voor de rechter verschijnen.

     Comparaître devant le juge.

   • Voor het gerecht verschijnen.

     Comparaître en justice.

5. Échoir.
   • Morgen verschijnt de betaaldag.

     Demain échoit / échet la date de payement.

Synonymes

apparaître

• zichtbaar worden
• te voorschijn komen
• ontstaan

surgir

• opkomen
• zich voordoen
• opduiken
• opdagen

paraître

• uitkomen

comparaître

• compareren (Rare)

échoir

• vervallen
• aflopen

Taux de reconnaissance

En 2013, ce mot était reconnu par :

• 100,0 % des Flamands,
• 99,3 % des Néerlandais.

Prononciation

• (Région à préciser) : écouter « verschijnen [Prononciation ?] »