ingieten

Définition, traduction, prononciation, anagramme et synonyme sur le dictionnaire libre Wiktionnaire.

Néerlandais[modifier le wikicode]

Étymologie[modifier le wikicode]

Composé de in et gieten (verser).

Verbe [modifier le wikicode]

ingieten \Prononciation ?\ transitif

Présent Prétérit
ik giet in goot in
jij giet in
hij, zij, het giet in
wij gieten in goten in
jullie gieten in
zij gieten in
u giet in goot in
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben gieten ind ingegoten
  1. Verser (dans).
    • Olie door een trechter ingieten.
      Verser de l’huile avec un entonnoir.
  2. (Technologie) Couler.
    • Beton ingieten.
      Couler du béton.
  3. Sceller.

Taux de reconnaissance[modifier le wikicode]

En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 89,4 % des Flamands,
  • 88,7 % des Néerlandais.

Prononciation[modifier le wikicode]

Références[modifier le wikicode]

  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]