ophalen

Définition, traduction, prononciation, anagramme et synonyme sur le dictionnaire libre Wiktionnaire.

Néerlandais[modifier le wikicode]

Étymologie[modifier le wikicode]

Dérivé par préfixation du verbe halen.

Verbe [modifier le wikicode]

Présent Prétérit
ik haal op haalde op
jij haalt op
hij, zij, het haalt op
wij halen op haalden op
jullie halen op
zij halen op
u haalt op haalde op
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben halen opd opgehaald

ophalen \op.ɦa.lə:\ transitif

  1. Remonter.
    • Een rolgordijn ophalen
      Remonter un store
  2. Ramasser.
    • Contributie ophalen
      Recueillir les contributions
    • Geld ophalen
      Faire une collecte
    • Het ophalen van het vuil
      Le ramassage des ordures
    • Iemand ophalen
      Aller chercher quelqu’un
    • Kom je me ophalen?
      Tu viens me chercher ?
  3. (Informatique) Récupérer, télécharger.
    • Het ophalen van gegevens
      Le chargement de données
    • Een bestand ophalen
      Récupérer un fichier

Synonymes[modifier le wikicode]

remonter
ramasser
télécharger

Taux de reconnaissance[modifier le wikicode]

En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 99,1 % des Flamands,
  • 100,0 % des Néerlandais.

Prononciation[modifier le wikicode]

  • (Région à préciser) : écouter « ophalen [op.ɦa.lə:] »

Références[modifier le wikicode]

  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]